zondag 22 april 2018

Raadselachtige verschijningen

Het verschijnen van de nieuwste roman van Haruki Murakami was jongsleden januari voor zijn Nederlandse uitgever, Atlas Contact, aanleiding uit te pakken met een groots opgezet evenement. Het cruiseschip SS Rotterdam, afgemeerd in de Rotterdamse haven, vormde het decor van een ‘Murakami Weekend’. Gedurende twee dagen kon je je onderdompelen in de wereld van de door jou aanbeden schrijver. Ik gebruik bewust het woord ‘aanbeden’, want dit was natuurlijk vooral bedoeld voor de échte liefhebbers. Bekende Nederlanders kwamen er vertellen over hun passie voor de meester. Dj’s draaiden de muziek die Murakami in zijn romans zo’n belangrijke rol laat spelen. Deskundigen verzorgden lezingen over allerlei aspecten van de Japanse cultuur. Er werd voorgelezen uit het werk. Vanzelfsprekend kon je ook meedoen aan ‘De Grote Murakami Quiz’. En voor de die-hards was er tot laat in de avond karaoke. Het liep storm. Volgens de NRC kwamen er meer dan duizend liefhebbers op af. Dat is een indrukwekkend aantal, zeker wanneer je bedenkt dat de grote schrijver zelf er niet was. Die heeft namelijk een broertje dood aan dit soort publiciteit.

Ook de nieuwe roman die de aanleiding was voor dit evenement, De moord op Commendatore, werd er ten doop gehouden. Het tweede deel althans, het eerste verscheen begeleid door het nodige tromgeroffel al in december. Als een opwarmertje in de publiciteitscampagne. Het boek werd dan ook ruim besproken. Een regelmatig terugkerende opmerking in besprekingen was dat deze roman eindelijk weer een ‘echte Murakami’ was. Waarmee de betreffende recensenten leken te willen zeggen dat al die specifieke karaktertrekjes en eigenaardigheden die een Murakami tot een échte Murakami maken, en die in recente romans als IQ84 (2010) en De kleurloze Tsukuru en zijn pelgrimsjaren (2014) volgens sommigen hadden ontbroken, nu weer volop aanwezig waren. Dat de schrijver zijn dipje te boven was gekomen. Dat is wat kort door de bocht, lijkt mij. Het is alsof je een kader vaststelt waarbinnen een roman van Murakami een goede of échte is, en dat de boeken die daar deels buiten vallen automatisch minder zijn, geen échte. Dat is niet alleen een ietwat te starre en voorgeprogrammeerde houding, het doet ook weinig recht aan het streven van een auteur om nu en dan eens een zijpad in te slaan. Bovendien zijn die twee genoemde romans zeker niet on-Murakamiaans. Met name in IQ84 zijn tientallen scènes te vinden die je, losgeknipt, direct als een Murakami herkent. Voor het gemak wordt dan ook maar de thematisch ijzersterke verhalenbundel Mannen zonder vrouw uit 2016 vergeten.

Maar dan nu De Moord op Commendatore. De openingspassage trekt je gelijk in wat de flaptekst noemt ‘het vertrouwde universum van de meester’: ‘Toen ik vandaag uit een kort middagdutje ontwaakte, zat “de man zonder gezicht” voor me. Hij had plaatsgenomen op de stoel tegenover de bank waarop ik had liggen slapen en staarde me strak aan, met zijn paar denkbeeldige ogen dat het zonder gezicht moet stellen.’ Hij blijkt te zijn gekomen voor het portret dat de hoofdpersoon van hem zou maken. De laatste pakt zijn tekengerei, terwijl de man zich gereedmaakt voor het poseren: ‘Hij zette de zwarte hoed, die de helft van zijn gezicht verborg, af. Op de plek waar een gezicht hoorde te zijn, bevond zich dus echter geen gezicht maar kringelde langzaam een melkwitte nevel.’  Radeloos door de aanbik van de nevel lukt het de hoofdpersoon niet om zelfs maar het potlood op papier te zetten. Waarna de mysterieuze gast verdwijnt. En je als trouwe lezer van Murakami weet dat je de komende duizend bladzijden met nog veel meer onbegrijpelijke verschijnselen zal worden geconfronteerd. Wanneer je vervolgens na de laatste bladzijde het boek dichtslaan, zul je begrijpen dat die openingspassage de kern van het verhaal weergeeft. Bij Murakami is alles hecht met elkaar verbonden, niets staat er voor niets.

De hoofdpersoon is een succesvolle portretschilder wiens kalme, voorspelbare leventje in Tokyo wordt omgegooid wanneer zijn vrouw hem verlaat. Omdat ook het portretteren niet meer wil lukken trekt hij zich ver van de hoofdstad terug in een huis in de bergen. Dat huis behoort toe aan Tomohiko Amada, een beroemde schilder die zijn laatste jaren sluit in een verzorgingshuis. De afzondering doet de hoofdpersoon goed, hij gunt zichzelf de tijd om een nieuwe artistieke weg te zoeken. Hij komt in contact met Menshiki, een wat oudere vermogende zakenman die op de tegenoverliggende bergflank woont. Deze geeft hem opdracht een portret van hem te schilderen, en ook een portret van een jong meisje dat met haar tante aan de voet van de berg woont. In die opdrachten probeert hij zijn nieuwe stijl uit, waarin hij niet zozeer streeft naar een visuele gelijkenis maar meer naar een vergeestelijkte karakterisering.

Inmiddels heeft hij ook kennisgemaakt met de medebewoner van zijn huis, waarvan hij aanvankelijk dacht dat hij er alleen woonde. Dat is Commendatore, een van de figuren op een schilderij dat Tomohiko Amada zorgvuldig ingepakt heeft achtergelaten op de vliering van het huis. In de historische voorstelling op dat schilderij wordt Commendatore om het leven gebracht. Wanneer onze hoofdpersoon in een oude put op de heuvel achter zijn huis een bel vindt, een bel die hem midden in de nacht uit zijn slaap had gehouden, en hij dat ding vervolgens meeneemt naar het huis en er zelf mee klingelt, komt Commendatore tot leven en stapt uit het schilderij. Het mannetje van nauwelijks een halve meter hoog blijkt een Idea te zijn, een verschijningsvorm die zijn fysieke voorkomen leent naar gelang de situatie en de beleving van degene met wie hij contact heeft. Zowel Commendatore als de zakenman Menshiki spelen een grote rol in de soms raadselachtige gebeurtenissen waarin de hoofdpersoon al spoedig verzeild raakt.

Met behulp van evenveel begrijpelijke als minder begrijpelijke bouwstenen vertelt Murakami zijn verhaal. Het is een wonderlijke, soms ook betoverende tocht. Murakami’s fascinatie met een ondergrondse wereld van putten en tunnels, van duisternis en opgesloten zijn speelt een grote rol. Maar ook in de meer alledaagse scènes is hij op zijn best. Ik ken geen schrijver die zo vakkundig volstrekt – of bijna volstrekt – normale situaties en gebeurtenissen weet te laden met het gevoel van de magie van het ongrijpbare.

In wezen is deze lang uitgesponnen vertelling, waarvan de spanningsboog op geen enkel moment inzakt, niet de hoofdzaak van het geheel maar slechts een vehikel. De kern is de ervaring die de hoofdpersoon ondergaat - je zou het een loutering kunnen noemen. Murakami weet ook dat proces overtuigend neer te zetten.

Haruki Murakami
De moord op Commendatore
Deel 1: Een idea verschijnt
Deel 2: Metaforen verschuiven
Uit het Japans vertaald door Elbrich Fennema en Luk Van Haute
Respectievelijk 508 en 535 blz
Atlas Contact

Geen opmerkingen:

Een reactie posten