vrijdag 14 februari 2014

Bentinck en de prins

Er zijn in de geschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau momenten geweest dat zijn machtspositie in Nederland niet vanzelfsprekend was en dat ook de toekomst ongewis leek. De jaren tussen 1650 en 1672, beter bekend als het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, waren zo'n periode. Prins Willem II was in 1650 overleden, acht dagen voordat zijn zoon werd geboren. De Staten-Generaal maakte gebruik van dit kleine venster in de machtswisseling om te beslissen dat er in de Republiek voortaan geen behoefte meer was aan een stadhouder. De Tachtigjarige Oorlog was immers voorbij, dus kon men zonder een Prins van Oranje aan het hoofd van leger en vloot. Ruim twintig jaar lang bevonden de Oranjes zich op een zijspoor, hing hun toekomstige rol aan een zijden draad. Over deze spannende fase in de Oranjehistorie schreef Jan Ruinard een mooie roman.

Het was niet uitsluitend de beëindiging van de oorlog met Spanje die de Staten-Generaal deed besluiten de rol van de Prins van Oranje in te perken. Ook de toenemende macht van de Oranjes beviel een groot deel van de leden - vooral de afgevaardigden van de grote steden in Holland - allerminst. Daarnaast was de relatie met Willem II ronduit slecht geweest en men wilde geen herhaling daarvan. Alleen een deel van de adel in het binnenland en daarmee ook wat steden in het oosten van het land bleven Oranje trouw. Maar in aantal legden deze 'Orangisten' het in de Staten-Generaal af tegen de 'staatsgezinden'. Hun nieuwe voorman werd Johan de Witt, die in 1653 werd benoemd tot Raadpensionaris van het gewest Holland. Een slimme wiskundige, een voortreffelijk ambtenaar en een politicus die ervan overtuigd was dat met het buitenspel zetten van de Oranjes 'de ware vrijheid' van de burgers was aangebroken. Hij wist zich in zijn nieuwe positie al snel op te werken tot de machtigste man in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Daarmee is de historische context geschetst waarin Jan Ruinard zijn verhaal situeert.

In essentie is De Gunsteling het relaas van de band tussen twee mannen: Willem III en Hans Bentinck. Wanneer zij elkaar in 1664 voor het eerst ontmoeten zijn ze respectievelijk dertien en vijftien jaar oud. De jonge Willem III is tot dat moment, omdat zijn vader kort voor zijn geboorte overleed, opgevoed door zijn moeder Maria Stuart (overleden 1660) en zijn grootmoeder Amalia van Solms. Op verzoek van deze laatste wordt de jongen ook begeleid door Constantijn Huygens, dichter en raadsheer van de Oranjes. Dit om ervoor te zorgen dat zijn opvoeding een sterker Nederlands dan Engels karakter heeft. De uit Overijssel afkomstige Hans Bentinck wordt geselecteerd als page van de prins. Het klikt direct tussen de jongens en de decennia daarna zal Hans Bentinck uitgroeien tot de belangrijkste vertrouweling van Willem, eerst in Nederland en vanaf 1689 tevens in Engeland, waar Willem in dat jaar samen met zijn echtgenote Mary Stuart de troon bestijgt.

Ruinard laat het verhaal vertellen door Hans Bentinck. Het is een terugblik, hij begint ermee na het overlijden van Willem in 1702. Hij is dan 1e graaf van Portland, een titel die hij van Willem heeft gekregen. We volgen de jongens tijdens hun eerste onwennige weken aan het hof in Den Haag, tijdens jachtpartijen, veldtochten, diplomatieke reizen en de vele gesprekken die Willem III voert met zijn officiële 'mentor' Johan de Witt. Hans leert snel en Willem belast hem met steeds belangrijker opdrachten. In rang stijgt hij van page tot kamerjonker, in Engeland wordt hij kamerheer waardoor hij altijd en overal toegang blijft houden tot de koning. Ze raken sterk aan elkaar gehecht, zeker nadat Hans de jonge Willem met gevaar voor eigen leven door een aanval van de pokken heeft weten te slepen.

Ofschoon ze steeds meer een twee-eenheid vormen, is er één gebeurtenis in hun leven waar Willem en Hans nooit over zullen praten, iets dat ze angstvallig geheim houden. Dat geheim heeft te maken met de afschuwelijke slachtpartij op Johan en Cornelis de Witt in Den Haag, in het rampjaar 1672. Die moord is achteraf bezien ook het moment waarop de publieke opinie in de Republiek kantelt, het moment waarop de staatsgezinden van Johan de Witt uit de gratie raken en de roep om Oranje opnieuw klinkt. Ruinard bouwt de spanningsboog naar de onthulling van dat geheim heel gestaag en subtiel op. Als lezer weet hij je daarin mee te slepen, ik vergat de tijd.

De Gunsteling is Jan Ruinards debuut als schrijver. Het is een opmerkelijk goede eerste roman. Hij heeft zich grondig gedocumenteerd, hij heeft zich in de personages ingeleefd en hij heeft een mooie, vloeiende schrijfstijl. Mijn enige puntje van kritiek heeft betrekking op de gesproken tekst, die is soms wat stijfjes, zou hier en daar wat natuurlijker kunnen De compositie daarentegen is sterk, het verspringen in de tijd geeft het verhaal dynamiek. Als bij iedere historische roman is er een spanningsveld tussen de historische realiteit en de artistieke vrijheid van de auteur, maar Ruinard gaat daar behendig mee om. Een mooi voorbeeld daarvan is zijn keuze om het verhaal te beginnen én eindigen met de stervende Constantijn Huygens op diens buitenplaats Hofwijck bij Den Haag. Historisch gezien wellicht niet naar de werkelijkheid, maar in dramatisch opzicht is het een vondst. Geschiedenis tot leven brengen is een kunst. Hier is dat gelukt.

1 opmerking:

  1. Twee aanmerkingen :
    - in de eerste zin 'het Huis' en 'haar machtspositie' ('zijn');
    - vijfde alinea begint met 'Ondanks dat', een lelijke moderniteit in plaats van 'Hoewel' of 'Ofschoon'.
    Verder een prettige en informatieve bespreking.

    BeantwoordenVerwijderen