zondag 12 februari 2023

Schandaal rond twee 18e-eeuwse dames

Betje Wolff en Aagje Deken zijn boegbeelden van het Hollandse fatsoen. Tenminste, dat is het beeld wat ik van ze heb. Maar daaraan ging ik toch wel enigszins twijfelen toen ik een roman van Kees ´t Hart in handen kreeg die een flaptekst bevatte waarin de dames worden gekoppeld aan aardappelsmokkel, deelname aan een anti-orangistisch complot en, je gelooft het niet, het schrijven en verspreiden van pornografische geschriften. Mijn literaire wereldbeeld dreigde toen even te kantelen. Het was in ieder geval een aansporing om het boek, het in 2004 verschenen Ter navolging, direct te gaan lezen. Wat een waar genot bleek te zijn. ´t Hart vertelt zijn verhaal op een spitsvondige wijze, hij creëert volop geestige situaties én tot mijn voldoening bleken de spectaculaire feiten zoals vermeldt in de flaptekst uit de pen van de simpele schrijver te zijn gevloeid, daar was geen serieuze literaire historicus en een dito onderzoek aan te pas gekomen. Gelukkig maar.

In Ter navolging staat literair-historisch onderzoek trouwens wel degelijk centraal. De hoofdpersoon is de student Vincent Gorter, die op de dames Wolff en Deken en hun oeuvre wil promoveren. Zijn onderzoek richt hij op de netwerken waarin zij verkeerden. Door hun omgeving te beschrijven hoopt hij het beeld dat van hen bestaat vanuit meerdere perspectieven te kunnen bijstellen. Vincent is enthousiast over deze objectieve en vernieuwende aanpak, maar iedere keer dat hij een onbekend biografisch weetje over de dames boven water haalt, laat hij zich verleiden dat biografische zijpaadje ook in te slaan. Ter verontschuldiging voor die neiging kan wellicht worden aangevoerd dat het in zijn genen zit want zijn inmiddels overleden vader, Jan Gorter, was in zijn jonge jaren van plan een roman te schrijven over de dames. Dat lukte niet, het bleef bij losse aanzetten. Vincent heeft trouwens bij aanvang van Ter navolging sinds kort een vriendin, de smoorverliefde en bijzonder impulsieve Mies Halbertsma. Zij is de dochter van de hoogleraar bij wie hij wil promoveren, bij wie hij solliciteert naar een promotieplek.

’t Hart vertelt zijn verhaal in de vorm van een brievenroman. Dat is toepasselijk, ook het bekendste boek van Wolff en Deken, De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, heeft immers ook die vorm. Als auteur kan ’t Hart daardoor op de achtergrond blijven, zijn personages vertellen het verhaal. Tussen september en november 2004 wisselen zij brieven, e-mails en appjes, zijn er dagboekfragmenten en notulen van vergaderingen. Bij elkaar enkele tientallen ‘stemmen’. 

De kern van de roman is het onderzoek van Vincent, dat door studiereisjes naar Friesland en het Franse stadje Trévoux – de dames achterna – voor prettige afwisseling zorgt. Wolff en Deken verbleven van 1788 tot 1797 in Trévoux, in de roerige jaren van en na de revolutie. Waarom, weet niemand precies. Voelden zij, met hun lichte sympathie voor de vaderlandse Patriotten, de grond in Nederland te heet worden? Zij hadden in Trévoux contact met een vrij bekende revolutionair, Jean-Louis Albitte. Ligt daar soms de bron van die pornografische geschriften? Of voor het verhaal dat Vincent een verre ‘nazaat’ van een van de dames zou zijn? ’t Hart brengt het Franse avontuur in ieder geval met veel gevoel voor de couleur locale in beeld.

Kostelijk is de correspondentie van Vincent met zijn professor, Halbertsma. En vervolgens diens schriftelijke contacten met zijn collega’s van andere universiteiten, met betrekking tot het toewijzen aan studenten van de weinige beschikbare promotieplaatsen. Opmerkelijk is dat enkele van deze hooggeleerde dames en heren zonder meer herkenbaar zijn, zoals Frits van Oostrom. Met licht venijn toont ’t Hart de professorale koehandel. Ook Piet Buijnsters, net met pensioen als hoogleraar in Nijmegen en dé kenner van het werk van Wolff en Deken, alsmede een fervent tegenstander van netwerkonderzoek, mengt zich in deze lichtelijk onfrisse beraadslagingen. Ik vraag me af hoe deze heren het ‘lenen’ van hun identiteit indertijd hebben ervaren. Hebben zij de subtiele ironie kunnen waarderen?

Ter Navolging is naam van de begraafplaats in Den Haag waar Wolff en Deken in 1804 werden begraven. Zij stierven heel kort na elkaar. Eenmaal per jaar, in het begin van november, kwamen Vincents voorouders daar samen om de dames te herdenken. Na een lange tijd waarin dat niet gebeurde, zal die traditie in november 2004 weer worden hersteld. Als lezer is het prettig te weten dat je toe leest naar een echte ontknoping waar alle door ´t Hart uitgezette lijntjes - én de meeste briefschrijvers - zullen samenkomen. En te merken dat de auteur dat met schijnbaar speels gemak en nauwelijks verholen plezier weet te realiseren. Knap gedaan.

Kees ’t Hart / Ter navolging / 437 blz / Em. Querido’s Uitgeverij, 2004